Fred van Hove
Een portret, door Didier Wijnants
Dit artikel verscheen in deSingel magazine januari/februari 2017
Het tweedaagse festival ‘Celebrating Free Music and Minds’ viert de 80ste verjaardag van de Antwerpse pianist en pionier van de vrije muziek, Fred Van Hove. Muziekjournalist Didier Wijnants schetst hieronder alvast een portret van de grote improvisator met, zo blijkt, een verrassende aanleg voor boekhoudkundige precisie.
Tussen de stapels documenten die Fred Van Hove in zijn huis in Antwerpen bewaart, zit een onooglijk schriftje met oranje kaft getiteld ‘Notes’. Tien op zeven centimeter, ongeveer 60 dunne blaadjes, subtiel gelijnd. Op de binnenkaft staat in een fijn handschrift met zwarte inkt: ‘febr. 78’…
Zes bladzijden verder de eerste notities:
W. Biese, Berlin
28.3.80: Sfinks, Boechout (b.)
1. Bord, Paris
17.4.81: Phoenix, Brugge (b.)
Bij professionele pianisten gaat misschien meteen een lichtje branden, maar voor de meesten wordt het pas duidelijk op de bladzijden met ‘Bechstein’, ‘Bösendorfer’ en ‘Broadwood’: hier heeft Fred genoteerd op welk type piano hij waar en wanneer heeft gespeeld. Tussen 1978 en 1987 tien keer op een Blüthner, concerten in Leipzig, Halle, Magdeburg, Erfurt en Berlijn. In dezelfde periode vijfenzeventig keer op een Steinway, ongeveer overal in Europa, waaronder toch wel verrassend vaak in eigen land.
De kampioen van de spontane creatie blijkt soms tegelijk klerk van eigen werk
Die boekhoudkundige precisie kan verbazen voor iemand die zijn leven heeft gewijd aan vrije improvisatie. De kampioen van de spontane creatie blijkt tegelijk (alvast soms) de klerk van zijn eigen werk. Ongerijmd? Helemaal niet, die geduldige nauwgezetheid typeert Fred Van Hove meer dan je zou denken. Tussen zijn documenten zitten nog wel meer schriftjes zoals dagboekjes en lijstjes van op tournee verkochte elpees en cd’s:
Atlanta: 8 ‘Pijp’
(6 verkocht, 2 gratis),
1 ‘Organo’, 2 ‘Lust’.
In een aparte ruimte thuis heeft hij een archiefkast met documenten van de Werkgroep Improviserende Musici, netjes geordend, klaar om te worden doorploegd en geïnventariseerd door een masterstudent in de musicologie of zo. Andere archieven, waaronder zijn collectie partituren, vragen wel nog wat klasseerwerk. Het lijkt erop dat lang niet alle papierwerk onder controle is, maar het algemene beeld is toch dat van een man die graag het overzicht bewaart over wat hij doet.
Het bouwwerk van de jazz moest met de grond gelijk gemaakt
Dat schuurt slechts schijnbaar met zijn muzikale ingesteldheid. Ten eerste is improvisatie niet het enige wat hij in zijn carrière heeft gedaan: zijn eigen composities, vooral voor grotere ensembles, getuigen van een groot gevoel voor organisatie en planning. En ten tweede is Van Hove als improvisator allesbehalve een chaoot: zijn precisie, accuraatheid en pianistiek meesterschap zijn bijna legendarisch. Daar is hij wel in moeten groeien. Fred Van Hove heeft improvisatie als credo omarmd in de jaren 1960, niet toevallig na het horen van Ornette Coleman, de late John Festival viert 80ste verjaardag jazzpianist Fred Van Hove De man die g eneraties vrij hee ft ‘leren’ im provise ren 58 59 muziek muziek Coltrane en vooral Albert Ayler. Zij maakten hem duidelijk dat de jazz, de muziek waar hij in verzeild was geraakt, zich aan het vastrijden was in een door harmonische wetten geregelde carrousel. Jazzimprovisatie in het post-bebop tijdperk was eigenlijk geen improvisatie maar een vorm van snelle harmonisatie met nauwelijks echte verrassingen. Toen dat begon te dagen reageerden Van Hove en zijn Europese makkers op de meest radicale wijze: het bouwwerk van de jazz moest met de grond gelijk worden gemaakt. De plaat ‘Machine Gun’, niet toevallig opgenomen in mei 1968, was hét Europese statement op dat vlak, een woeste dreun gebracht door een octet met naast Van Hove de Duitsers Peter Brötzmann (saxofoons), Peter Kowald en Buschi Niebergall (bas), de Nederlanders Willem Breuker (tenorsax en basklarinet) en Han Bennink (drums), de Brit Evan Parker (tenorsax) en de Zweed Sven-Ake Johansson (drums).
‘Machine Gun’ sloeg in als een bom, maar zou achteraf nauwelijks representatief blijken voor het werk van Fred Van Hove. Op ‘Machine Gun’ moest hij noodgedwongen op een eenvoudige buffetpiano spelen (merk niet nader genoemd) en zijn kunsten verdronken vaak in de kolossale mix. Van Hove zou later zeggen dat dit deel uitmaakte van een noodzakelijke afbraakfase. In die periode ontstond ook het spraakmakende trio met Brötzmann en Bennink, een trio waarvan hij in 1975 afscheid nam (met de elpee ‘Tschus’) omdat hij wilde evolueren naar een ‘minder demonstratieve en meer introspectieve benadering’ van vrije improvisatie. Na de afbraak moest er weer iets opgebouwd worden, voegde hij eraan toe.
Wat hield die meer opbouwende en introspectieve benadering dan wel in? Ze is wellicht het best te horen als Van Hove solo speelt, een praktijk waarmee hij in 1970 begon in het Gravensteen in Gent en die leidde tot intrigerende platen als ‘Flux’, ‘Spraak & roll’, ‘passing waves’, en ‘journey’. Daarop zijn vaak delicate passages te horen, maar hij schuwt de bruuske gebaren niet, de clusters, de ontwrichtende klanken. Zo toont de muziek van Fred Van Hove altijd twee gezichten: er is tegelijk een grimmige en een vriendelijke kant.
Die duale kwaliteit komt ook uit de verf in samenwerkingsprojecten, waarbij Van Hove niet alleen piano maar ook accordeon en kerkorgel speelt. De interactie met collega’s is altijd op het scherp van de snee, uitdagend zelfs, maar tegelijk toch warm en liefdevol. Denk aan de knotsgekke miniaturen met zangeres Annick Nozati en trombonist Johannes Bauer (intussen helaas allebei overleden) op ‘Organo Pleno’, de grootse sonore clash van kerkorgel en trombones op ‘Pijp’ of de confrontatie met de contrabas van Peter Jacquemyn en de percussie van Tatsuya Nakatani op ‘Hear Here Now’, om maar enkele te noemen.
Fred Van Hove is een vrije geest die graag het overzicht bewaart
In de collectieve improvisaties komt een bijkomende kwaliteit telkens bovendrijven: het vermogen om tegelijk ‘in the moment’ te zijn én een groot verhaal neer te zetten. Zowel de details als de grote architectuur krijgen vorm en dat bevestigt het beeld van de man die graag het overzicht bewaart. Een performance van Van Hove (solo of in groep) is altijd een ‘voyage into the unknown’, een grillige reis langs de meest diverse landschappen. Maar op het einde lijkt er altijd een coherent Opus gecreëerd. Dat zorgt vaak voor een dubbel gevoel: is het verhaal nu af of net niet? Zo lang hij speelt zal het ‘net niet’ zijn en laat ons hopen dat hij dat ook na zijn tachtigste nog lang mag doen.
Didier Wijnants